Gedurende de laatste decennia is de Nederlandse verzorgingsstaat van karakter veranderd. Enigszins chargerend zou je kunnen zeggen dat de verzorgingsstaat uit de jaren zeventig en tachtig een grote mate van passieve, financiƫle solidariteit vroeg van gemiddelde werkende burgers. Deze burgers betaalden voor verzorgingshuizen, verpleeghuizen, psychiatrische instellingen en sociale werkplaatsen. Kwetsbare medeburgers - psychiatrische patiƫnten, verstandelijk gehandicapten, dementerende bejaarden - werden opgevangen in instituties, door professionals die daarvoor een salaris kregen. Het grote voor